ECLI:NL:RVS:2011:BU7060
Betreft | Bestemmingsplan Hotel-Langweerder Wielen |
---|---|
Datum uitspraak | 07-12-2011 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | gevoelig gebied, recreatievoorzieningen, toerisme, ecologische hoofdstructuur (EHS), m.e.r.-beoordelingsplicht, landschap, bestemmingsplannen |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201004864/1/R3 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- ‘Gevoelige gebieden’ in de zin van onderdeel c van de begripsbepaling van het Besluit m.e.r. vinden hun grondslag in deel 4 van het Structuurschema Groene Ruimte. In een bestemmingsplan of een streekplan kunnen voor andere gebieden bepaalde landschapstypen worden opgenomen of aangewezen, maar deze zijn niet aan te merken als ‘gevoelig gebied’ in de zin van het Besluit m.e.r.
NB 1. De begripsbepaling van ‘gevoelig gebied’ in de bijlage van het Besluit m.e.r. kent kort gezegd drie gronden om als gevoelig gebied te worden aangemerkt. Naast het in deze uitspraak bedoelde gebied met behoud en herstel van de bestaande landschapskwaliteit (onderdeel c), worden genoemd:
- beschermde natuurmonumenten, Natura 2000-gebieden en watergebieden van internationale betekenis (Ramsar), en
- kerngebieden, begrensde natuurontwikkelingsgebieden of begrensde verbindingszones die onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur (EHS).
NB 2. De uitspraak is gedaan onder oud recht. Sinds 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. 1994 gewijzigd en verkort tot ‘Besluit m.e.r.’ Deze samenvatting gaat uit van deze nieuwe citeertitel.
Casus
De raad van de gemeente Skarsterlân heeft bij besluit van 24 mei 2010 het bestemmingsplan ‘Hotel-Langweerder Wielen’ vastgesteld. Dit plan voorziet in de ontwikkeling van een hotel met aanverwante voorzieningen, waaronder een conferentiecentrum en een restaurant. Daarnaast voorziet het plan in een nieuwe waterpartij en aanlegsteigers. Het plangebied ligt in de polder Woudfennen, langs de Rijksweg A7 en aan het meer Langweerderwielen.
Volgens appellanten heeft de raad ten onrechte geen rekening gehouden met de aanleg van een nieuwe vaargeul in de ecologische en archeologische onderzoeken voor het plan. Het plan is volgens hen economisch niet uitvoerbaar, als het plangebied niet bereikbaar is voor zeil- en motorboten. Door de vaargeul niet in het plan op te nemen, voorkomt de raad dat het plangebied een dusdanige oppervlakte omvat dat een m.e.r.-plicht ontstaat.
Bovendien heeft de raad ten onrechte niet beoordeeld of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. Zij wijzen erop dat het plan voorziet in de aanleg van een recreatieve of toeristische voorziening met een oppervlakte van meer dan 10 ha in gevoelig gebied. Volgens hen is het plangebied aan te merken als een gevoelig gebied als bedoeld in onderdeel c van de begripsbepaling het Besluit m.e.r., omdat het plangebied deels in en deels naast de Ecologische hoofdstructuur (EHS) is gesitueerd. In het streekplan zijn aan het betreffende gebied de kernkwaliteiten stilte, donkerte en openheid toegekend.
De raad meent dat er geen m.e.r. hoefde te worden uitgevoerd. Het plangebied ligt volgens haar niet in een gevoelig gebied als bedoeld in het Besluit m.e.r.
Overwegingen van de bestuursrechter
Ten aanzien van de vaargeul is ter zitting gebleken dat deze al in het geldende bestemmingsplan mogelijk is gemaakt. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de vastgestelde planbegrenzing geen goede ruimtelijke ordening is. Volgens de Afdeling hoefde de nieuwe vaargeul niet te worden betrokken bij de vraag of een m.e.r. moet worden gedaan.
Niet in geschil is dat het plangebied meer dan 10 ha omvat. In categorie D10.1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is als m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit onder meer aangewezen de aanleg, wijziging of uitbreiding van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen met een oppervlakte van tenminste 10 ha in een gevoelig gebied. Wat onder ‘gevoelig gebied’ moet worden verstaan is opgenomen in de begripsbepaling van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarin staat onder onderdeel c dat het gaat om “een gebied met behoud en herstel van de bestaande landschapskwaliteit, zoals dat gebied is vastgelegd in een geldend bestemmingsplan, of, bij het ontbreken daarvan, in een geldende structuurvisie als bedoeld in artikel 2.2 van de Wro, of, bij het ontbreken daarvan, zoals dat gebied voorkomt op de kaart Landschap, behorend bij deel 4 van het Structuurschema Groene Ruimte” (onderdeel c).
In de Nota van Toelichting bij het besluit van 7 mei 1999 tot wijziging van het Besluit m.e.r. (Stb. 1999, 224) staat dat de gevoelige gebieden hun verankering vinden in deel 4 van het Structuurschema Groene Ruimte (de planologische kernbeslissing). Wat betreft de onderdelen b en c kan de exacte begrenzing van gevoelige gebieden zijn vastgelegd in geldende bestemmingsplannen. Soms is de begrenzing van gevoelige gebieden niet in een bestemmingsplan vastgelegd. In dat geval is de begrenzing in het streekplan bepalend. Als een begrenzing ook niet in het streekplan is vastgelegd, moet worden teruggevallen op de meer globale kaarten uit het Structuurschema Groene Ruimte. Bij de interpretatie daarvan kan ook worden gekeken naar de gebieden met natuur en landschapswaarden die in vigerende bestemmingsplannen of streekplannen als zodanig zijn opgenomen.
Op de kaart landschap bij het Structuurschema Groene Ruimte deel 4 zijn twee Friese gebieden aangewezen als ‘gebieden behoud en herstel bestaande landschapskwaliteit’. In het Friese streekplan uit 2007 zijn deze gebieden aangewezen als nationaal landschap. Het Friese streekplan bepaalt dat voor deze nationale landschappen wordt uitgegaan van versterking, ontwikkeling en benutting van de bijzondere kwaliteiten ervan. Daarnaast is in het streekplan een indeling van de provincie in hoofdlandschapstypen opgenomen. Voor elk hoofdlandschapstype is een aantal kernkwaliteiten opgenomen.
Uit de Nota van Toelichting en de kaart landschap bij het Structuurschema Groene Ruimte deel 4 volgt dat alleen de twee ‘nationale landschap-gebieden’ een gevoelig gebied zijn in de zin van het Besluit m.e.r.
Het plangebied ligt in een gebied dat in het streekplan is aangeduid als hoofdlandschapstype ‘merengebied’. Dit betekent dat het plangebied niet als een gevoelig gebied kan worden aangemerkt.
Uitspraak
De beroepen zijn ongegrond.