ECLI:NL:RVS:2011:BR6315
Betreft | Buitengebied Oldebroek |
---|---|
Datum uitspraak | 31-08-2011 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | buitengebied, Oldebroek, natuur, Natura 2000-gebieden, bestemmingsplannen, wijzigingsplan |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201001276/1/R2 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Bij de beoordeling van de gevolgen op een Natura 2000-gebied kan een geldende maar niet-verwezenlijkte bestemming niet als uitgangspunt worden genomen (zie ook ABRvS 28 februari 2007, zaaknr. 200601747/1). Dit betekent dat onderzoek naar de gevolgen van deze bestemming moet worden gedaan als deze in het nieuwe bestemmingsplan weer wordt opgenomen. Het is dus niet voldoende om te stellen dat in de wijzigingsregels staat dat het wijzigingsplan geen afbreuk aan natuurlijke waarden mag doen.
- Nader onderzoek naar de gevolgen van een plan op een Natura 2000-gebied mag niet worden doorgeschoven naar het moment dat van een wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
- Voorlopig toegestane activiteiten (die niet door planregels worden begrensd) moeten ook worden beoordeeld op gevolgen voor Natura 2000-gebied.
- Omdat een streekplan (nu: provinciale structuurvisie) waarin gronden als ‘EHS’ zijn aangemerkt niet rechtstreeks naar een bestemmingsplan doorwerkt, moet de gemeenteraad belangen afwegen als hij de bestemming ‘natuur’ aan die gronden wil toekennen. Een enkele verwijzing naar het streekplan is onvoldoende.
Casus
Op 15 december 2009 heeft de gemeenteraad van de gemeente Oldebroek het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2007’ vastgesteld, dat voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het buitengebied van de gemeente Oldebroek. De gemeenteraad van Oldebroek wil met een wijzigingsbevoegdheid een hippisch centrum realiseren. Met het oog hierop en vanwege het grote maatschappelijk belang dat ermee is gemoeid, heeft de raad met een voorlopige bestemming tijdelijk manegeactiviteiten toegelaten op het naastgelegen perceel.
Appellanten betogen onder andere dat:
a. de Nb-wet 1998 aan de uitbreiding van het agrarische gebruik van enkele percelen in de weg staat,
b. onvoldoende duidelijk is of het gebruik van wijzigingsbevoegdheid voor het hippisch centrum de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe aantast,
c. door de bestemming ‘natuur’ toe te kennen het niet langer mogelijk is gronden te gebruiken voor intensieve landbouw en teelt.
Overwegingen van de bestuursrechter
Ad a.
Volgens de Afdeling staat vast dat bij de vaststelling van het plan geen agrarische bedrijfsactiviteiten op de percelen plaatsvonden en dus is ten opzichte van de huidige feitelijke situatie sprake van een nieuwe agrarische functie. De Afdeling heeft al eerder (ABRvS 28 februari 2007, zaaknr. 200601747/1) overwogen dat bij de beoordeling van de gevolgen op een Natura 2000-gebied een onder het vigerende plan toegestane, maar niet verwezenlijkte bestemming, niet als uitgangspunt kan worden genomen. Omdat in dit geval in het geheel geen onderzoek is uitgevoerd naar de gevolgen van dit plan voor het Natura 2000-gebied "De Veluwe" kan verslechtering of verstoring niet worden uitgesloten. Dit plandeel is daarom in strijd met artikel 19j van de Nb-wet en moet worden vernietigd.
Ad b.
Als van de wijzigingsbevoegdheid voor het hippisch centrum gebruik wordt gemaakt, zal een nadere toets naar de aantasting van natuurlijke waarden plaatsvinden.
Volgens het vigerende plan waren manegeactiviteiten niet toegelaten. Vast staat dat nader onderzoek naar het hippisch centrum moet worden gedaan. Door te stellen dat in de wijzigingsregels staat dat het wijzigingsplan geen afbreuk aan natuurlijke waarden mag doen, heeft de gemeenteraad volgens de Afdeling miskend dat artikel 19j van de Nb-wet ook van toepassing is op in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden.
Ten aanzien van de voorlopige bestemming voor de manageactiviteiten stelt de Afdeling vast dat in de planregels geen beperking is opgenomen ten aanzien van de toegelaten manegeactiviteiten. Gelet hierop valt niet in te zien dat dit gebruik wezenlijk verschilt van de manegeactiviteiten (hippisch centrum) die via de wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. Omdat voor de wijzigingsbevoegdheid is geconcludeerd dat nader onderzoek naar de gevolgen van de manegeactiviteiten voor het Natura 2000-gebied Veluwe noodzakelijk is, geldt dat ook voor de rechtstreeks in het plan toegelaten manegeactiviteiten. Ook het voorlopige plandeel is dus in strijd met artikel 19j van de Nb-wet.
Ad c.
De Afdeling stelt vast dat het huidige gebruik (telen van onder meer aardappelen en mais) van de gronden in overeenstemming is met het vigerende plan, maar wordt wegbestemd door er een natuurbestemming aan toe te kennen. Niet is gebleken dat de gemeenteraad de belangen van appellant in zijn belangenafweging heeft betrokken. Het enkele betoog dat uit het streekplan volgt dat aan het perceel een natuurbestemming moet worden toegekend, omdat de gronden in het streekplan als ‘EHS-natuur’ zijn aangemerkt is volgens de Afdeling niet voldoende: het streekplan werkt niet rechtstreeks, maar betreft beleid waarmee de gemeenteraad rekening moet houden bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
Uitspraak
De Afdeling acht de beroepsgronden gegrond en vernietigt het bestemmingsplan ten aanzien van de genoemde plandelen.