ECLI:NL:RVS:2011:BR5180
Betreft | Expo Haarlemmermeer |
---|---|
Datum uitspraak | 17-08-2011 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Hoger beroep |
Trefwoorden | bestemmingsplannen, Haarlemmermeer, autonome ontwikkeling |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201012202/1/H1 en 201012203/1/H1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Als het MER inzicht biedt in het verschil tussen de autonome toename van de milieubelasting en de toename van de milieubelasting door de initiatieven, is het niet nodig om in een MER de effecten van het voornemen te vergelijken met de situatie zoals die de afgelopen jaren bestond, naast een vergelijking met de situatie die het voorgaande bestemmingsplan mogelijk maakt.
- Als de realisering van een geluidswal vaststaat, mag deze worden meegenomen in de referentiesituatie.
NB Voor de huidige advieslijn van de Commissie m.e.r. over de referentie bij bestemmingsplannen, zie de Factsheet.
Klik hier voor projectinformatie (P1781).
Casus
Op 2 december 2008 heeft het college van B&W van de gemeente Haarlemmermeer Libéma vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de WRO(oud) verleend om het voormalige Floriadeterrein en de daarop aanwezige bebouwing te kunnen gebruiken als evenementencentrum (Expo Haarlemmermeer) gedurende een periode van zes jaar.
Volgens appellanten deugt het MER niet wat betreft:
a. het geluidsonderzoek en het onderzoek naar de luchtverontreiniging vanwege onjuiste verkeersintensiteitsgegevens;
b. flora en fauna, omdat onvoldoende is ingegaan op aantasting van soorten en de ecologische verbindingszone;
c. de toegepaste referentiesituatie, die in strijd is met de richtlijnen van de Commissie m.e.r., waardoor het alternatievenonderzoek in strijd is met artikel 7.10, eerste lid, van de Wm
d. incidentele evenementen op het Expo-terrein;
e. de samenvatting van het MER: deze voldoet niet aan artikel 7.10, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wm, omdat daarin gegevens zijn opgenomen die niet in het MER zijn vermeld.
Overwegingen van de bestuursrechter
Ad a.
De aangegeven verkeerstoename in de autonome situatie is fors te noemen. Door de stichting zijn echter geen concrete aanknopingspunten aangevoerd dat in het gehanteerde gemeentelijke verkeersmodel voor de toekomstjaren onvoldoende rekening is gehouden met vaststaande infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied rond het Floriadeterrein.
Ad b.
Gelet op het advies van de Commissie m.e.r. ligt aan het MER voldoende onderzoek naar de effecten van het project op de flora en fauna ten grondslag. In tegenstelling tot wat appellant beweert, strekt het onderzoek zich over voldoende kilometerhokken uit, omdat een groter oppervlak is onderzocht dan het projectgebied. Volgens de Commissie is voldoende informatie over de verspreiding van de gevoelige soorten voorhanden. Volgens het deelrapport ten aanzien van de ecologische verbindingszones worden effecten op die zones getoetst aan de hand van de effecten van daar aanwezige gidssoorten. Alleen voor langstrekkende meervleermuizen kan een tijdelijke verstoring optreden als de vliegroute niet wordt voorzien van lichtwerende voorzieningen. In het vrijstellingsbesluit is hierover een voorschrift opgenomen.
Ad c.
De Commissie m.e.r. adviseerde om als referentiesituatie (Let op: het advies en de uitspraak spreken van ‘nulalternatief’) in het MER niet alleen uit te gaan van de maximale exploitatie van de Expo Haarlemmermeer zoals het geldende bestemmingsplan mogelijk maakt, maar ook van het gebruik van de Expo Haarlemmermeer zoals dat sinds 2003 het geval is, met en zonder autonome ontwikkelingen. De effecten van de activiteiten zijn niet vergeleken met de situatie rond 2003. Daardoor is volgens de Commissie uit het MER geen beeld te krijgen van de toename van de milieubelasting ten opzichte van de situatie zoals die de afgelopen jaren was. De Commissie heeft de initiatiefnemer gevraagd aan te geven wat de reden is om deze vergelijking niet op te nemen. Uit het toetsingsadvies van de Commissie blijkt dat de initiatiefnemer heeft aangegeven dat de huidige situatie wel is beschreven, maar niet als referentiesituatie is gebruikt. In het MER zijn de milieueffecten zo gepresenteerd dat alleen de toename door het initiatief ten opzichte van de referentiesituatie is weergegeven. Hoewel de Commissie in tegenstelling tot de initiatiefnemer dit niet het meest helder vindt, onderkent zij dat het MER in enkele passages wel enig inzicht bevat in de verschillen tussen de autonome toename van de milieubelasting en de toename van de milieubelasting door de initiatieven. Zij ziet geen reden om dit als een essentiële tekortkoming aan te merken. De Afdeling ziet geen reden om het alternatievenonderzoek als ondeugdelijk te zien.
In de referentiesituatie mocht worden uitgegaan van de aanwezigheid van een geluidswal, nu uit de stukken blijkt dat bij de totstandkoming van het MER de realisering daarvan als vaststaand kon worden aangemerkt.
In tegenstelling tot wat appellanten beweren, zijn in het MER de effecten voor de gehele duur van het project onderzocht, aangezien het MER een doorkijkje naar het jaar 2017 bevat.
Ad d.
Uit de ruimtelijke onderbouwing en het MER blijkt dat rekening is gehouden met een jaarprogramma van maximaal 140 beurs- en evenementendagen en 450.000 bezoekers per jaar. Hierop ziet de verleende vrijstelling. Uit het bestreden besluit kan volgens de Afdeling niet worden afgeleid dat daarnaast, zonder dat daarmee in de ruimtelijke onderbouwing en het MER rekening is gehouden, vrijstelling is verleend voor andere evenementen die de in de verleende vrijstelling opgenomen maxima overschrijden. In het besluit wordt immers slechts ingegaan op de incidentele situatie, waarbij sprake is van evenementen waarvoor een andere grenswaarde voor geluid geldt.
Ad e.
Het college van B&W heeft ter zitting betoogd dat in de samenvatting niet van een andere bedrijfsvoering is uitgegaan. De appellant heeft volgens de Afdeling niet onderbouwd in welke opzichten de samenvatting van het MER af zou wijken van het MER en de daarop gemaakte aanvullingen.
Uitspraak
De beroepen zijn ongegrond.