ECLI:NL:RVS:2011:BR4628

Betreft Bestemmingsplan Zuidplas West, Nieuwerkerk aan den IJssel
Datum uitspraak 10-08-2011
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden gebiedsontwikkeling, plan-m.e.r.
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200907207/1/R1
JM 2011, 112 met noot Van Velsen en Van Bommel

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Bij plan-m.e.r. was het onder het tot 1 juli 2010 geldende recht al niet verplicht dat de Commissie m.e.r. de zienswijzen bij haar advisering betrok.
  • Bij het eerste (ruimtelijke) besluit (in dit geval het uitwerkingsplan) dat in een deel van een m.e.r.-plichtige activiteit gaat voorzien, moet een besluit- (nu project-) m.e.r. worden gedaan.

NB De Commissie m.e.r. heeft het plan-MER voor onder andere het onderhavige bestemmingsplan op 10 juni 2009 getoetst. Het advies van de Commissie m.e.r. is te vinden onder projectnr. 1974. De uitspraak is onder oud recht gedaan. Thans is het zo dat geen m.e.r.-plicht meer geldt voor bijvoorbeeld woningbouw, maar uitsluitend een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Let op De Commissie m.e.r. betrok de zienswijzen wel als daarom werd verzocht door bevoegd gezag. Ook in de huidige situatie, waarin het nooit verplicht is om de zienswijzen door de Commissie m.e.r. bij haar toetsing te betrekken, kan dit bij zowel plan- als project-m.e.r. op vrijwillige basis.

Casus

Bij besluit van 2 juli 2009 heeft de raad van de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel (thans: gemeente Zuidplas), het bestemmingsplan "Zuidplas West" en het bijbehorende exploitatieplan vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 1.800 woningen met bijbehorende voorzieningen, de bouw van een gedeelte van het zogenoemde Ringvaartdorp, de vestiging van bedrijvigheid, de aanleg van gebiedsontsluitende infrastructuur en het versterken en ontwikkelen van de groen/blauwe structuren.
In de Nota Ruimte is de driehoek Rotterdam- Zoetermeer- Gouda (Zuidplas) aangewezen als uitbreidingsruimte van de Zuidvleugel van de Randstad. De hoofdkeuzen voor het gebied zijn al vastgelegd (Interregionale Structuurvisie en streekplan, thans structuurvisie). De Zuidplas wordt niet alleen een belangrijk woongebied, maar ook een belangrijk werkgebied. Door zijn centrale ligging in de Randstad is het gebied een aantrekkelijke vestigingplaats voor bedrijven en is het gunstig gelegen voor de glastuinbouwsector. De gemeenteraad heeft zich op het standpunt gesteld dat uit voornoemd beleid volgt dat behoefte bestaat aan nieuwe woningen, glastuinbouw en bedrijventerreinen en dat het plan hierin voorziet. Nu het gaat om de ontwikkeling van een gebied met een grote omvang en de invulling van het gebied in fasen zal plaatsvinden, is deels gekozen voor nog uit te werken bestemmingen.

Een van de appellanten brengt een formeel aspect naar voren namelijk dat haar zienswijze op het MER "Zuidplas West" ten onrechte niet is doorgezonden aan de Commissie voor de m.e.r. Zij acht dit in strijd met artikel 7.26, tweede lid, van de Wm (oud). Verder betoogt zij dat in het toetsingsadvies van 10 juni 2009 ten onrechte is vermeld dat na het opstellen van het plan-MER nog een besluit-MER zal moeten worden opgesteld. Hiertoe stelt zij dat de woningbouw die het bestemmingsplan mogelijk maakt onder de drempelwaarde in het Besluit milieu-effectrapportage 1994 blijft.

NB Deze samenvatting richt zich puur op de m.e.r.- aspecten. In de uitspraak is een aantal voor bestemmingsplannen interessante aspecten te vinden zoals uitwerkingsplichten, wijzigingsbevoegdheden en fasering. Bovendien wordt in de uitspraak ook ingegaan op geur en geluid.

Andere uitspraken van 10 augustus 2011 over de gebiedsontwikkeling in Zuidplas
Op 10 augustus 2011 zijn zes uitspraken door de Afdeling bestuursrechtspraak gedaan. Behalve de hiervoor behandelde uitspraak zijn dat:

In de vijf andere uitspraken gaat het met name over de voor bestemmingsplannen interessante aspecten. In drie van de ‘Zuidplas’-uitspraken komt het voor de totale ontwikkeling gemaakte MER aan de orde. Een van de appellanten geeft met succes aan dat de geurcontour van haar bedrijf (dat buiten het plangebied is gelegen) onjuist is weergegeven op de verbeelding (plankaart) en deze als gevolg van onjuiste uitgangspunten (onder meer omdat van een kleinere bedrijfsomvang is uitgegaan dan is vergund) is berekend. Wat opvalt is dat de Afdeling bestuursrechtspraak de exacte berekening van de geurcontour van belang vindt voor het vaststellen van een nog uit te werken bestemming en overweegt dat om die reden voor dat onderdeel niet van het MER mag worden uitgegaan..

Overwegingen van de bestuursrechter

Betrekken van zienswijze door de Commissie m.e.r.
De Afdeling overweegt dat artikel 7.26, tweede lid, van de Wm (oud) niet van toepassing is op de procedure die heeft geleid tot het MER. Hiertoe wordt overwogen dat dit artikel deel uitmaakte van de paragraaf die gaat over de beoordeling van een MER dat betrekking heeft op een besluit. In dit geval betreft het echter een MER dat betrekking heeft op een plan. Ook wordt overwogen dat in de Wm noch in enig ander wettelijk voorschrift een bepaling valt aan te wijzen waaruit volgt dat de Commissie voor de milieueffectrapportage in haar advies over een plan-MER de naar voren gebrachte zienswijze moet betrekken.

Wel of geen ‘besluit’-m.e.r. na plan-m.e.r.?
De Afdeling overweegt ten aanzien van het recht van voor 1 juli 2010 het volgende:

  • op grond van artikel 7.2, eerste lid, van de Wm worden bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten aangewezen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder zij worden ondernomen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben;
  • op grond van het vierde lid worden van de activiteiten bedoeld in het eerste lid, onder b, de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoelde gevolgen hebben,
  • en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een MER moet worden gemaakt;
  • op grond van artikel 2, vierde lid, van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 worden als categorieën van besluiten als bedoeld in artikel 7.2, vierde lid, van de Wet milieubeheer, aangewezen de categorieën die in kolom 4 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven;
  • ingevolge onderdeel C, categorie 11.1, van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (oud) moet een MER worden gemaakt voor de vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wro dat voorziet in de bouw van woningen in gevallen waarin deze activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat buiten de bebouwde kom.

De Afdeling beziet vervolgens het onderhavige bestemmingsplan dat in combinatie met het bestemmingsplan Zuidplas West betrekking heeft op het deelgebied Zevenhuizen-Zuid na uitwerking de bouw van 9.000 woningen buiten de bebouwde kom. Indien voor de gronden een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wro wordt vastgesteld, moet voor het eerste uitwerkingsplan een besluit-MER (nu project-MER) worden gemaakt voor de gehele activiteit, ook als het uitwerkingsplan betrekking heeft op een beperkt aantal woningen. Gelet hierop faalt het betoog dat in het toetsingsadvies van 10 juni 2009 ten onrechte is vermeld dat na het opstellen van het plan-MER nog een besluit-MER moet worden opgesteld.

Uitspraak
Het bestemmingsplan wordt op andere dan de bovengenoemde m.e.r.-gronden vernietigd.