ECLI:NL:RVS:2011:BQ2679

Bestemmingsplan Fortuna Sittard e.o.

Jurisprudentie details

Datum uitspraak

27 april 2011

Rechtsprekende instantie

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Soort procedure

Eerste aanleg - meervoudig

Trefwoorden

Alternatieven, Plan-m.e.r., Recreatie, Sittard, Stadions

ECLI-nummer

ECLI:NL:RVS:2011:BQ2679

Conclusies voor de mer-praktijk

  • Het helemaal uitzonderen van gevoelige functies (bijv. onderwijs) in een plangebied, kan in dit geval niet worden beschouwd als een redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief.

Red. Het oordeel van de ABRvS wordt niet onderbouwd en is daarmee niet te veralgemeniseren.

NB Deze uitspraak is gedaan onder het recht van voor 1 juli 2010. De uitspraak zal ook gelding hebben onder de nieuwe regelgeving waarin de inhoud van artikel 7.10 Wm (oud) voor een plan-MER te vinden is in 7.7 Wm.

Casus

Bij besluit van 9 juli 2009 heeft de raad van de gemeente Sittard-Geleen het bestemmingsplan ‘Fortuna stadion e.o.’ vastgesteld. Het plan voorziet in de mogelijkheid om het voetbalstadion, in gebruik door de voetbalclub Fortuna Sittard, en de directe omgeving daarvan te gebruiken voor onder meer een supermarkt, detailhandel in sportartikelen, sportieve recreatie, een horecabedrijf, maatschappelijke voorzieningen en kantoren.

Appellanten voeren onder meer aan dat in het MER de mogelijkheid van het uitsluiten van gevoelige functies, zoals onderwijs, als alternatief in overweging had moeten worden genomen.

Volgens de raad van de gemeente Sittard-Geleen vormt onderwijs een wezenlijk onderdeel van het plan. Bovendien is volgens hem het in beschouwing nemen van een alternatief zonder gevoelige functies niet relevant.

Overwegingen van de bestuursrechter
Een plan-MER bevat ten minste een beschrijving van de voorgenomen activiteit alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen (artikel 7.10 lid 1 aanhef en onder b Wm (oud)).
De raad van de gemeente Sittard-Geleen heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het geheel uitzonderen van gevoelige functies in het plangebied niet kan worden aangemerkt als een alternatief voor de voorgenomen activiteit dat redelijkerwijs in beschouwing diende te worden genomen.

Uitspraak
De beroepsgrond inzake m.e.r. wordt niet gehonoreerd. Het besluit gaat op andere gronden onderuit.