Roel Sillevis Smitt
jurist en werkgroepsecretaris
NB Deze uitspraak is gewezen onder het pre-Wabo-recht en onder het oude Besluit m.e.r. 1994.
Bij besluit van 29 april 2010 heeft het college van B en W van de gemeente Veghel een revisievergunning verleend voor een varkensvermeerderingsbedrijf te Erp.
Appellanten stellen dat ten onrechte is geoordeeld dat er geen plicht bestaat tot het opstellen van een MER. Volgens hen wordt vanwege de uitbreiding van de inrichting de drempelwaarde van categorie 14 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994 voor het houden van zeugen overschreden. Zij voeren hiertoe het volgende aan.
Overwegingen van de bestuursrechter
Volgens artikel 20.8 Wm treedt een vergunning die betrekking heeft op de oprichting of wijziging van een inrichting waarvoor ook een bouwvergunning nodig is, niet eerder in werking dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
Bij besluit van 30 maart 2010 heeft het college een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een dragende zeugenstal. Bij dit besluit is volgens de Afdeling een bouwvergunning verleend voor stal 10, zoals (Wm-)vergund bij het besluit van 20 maart 2007. Met de verlening van de bouwvergunning op 30 maart 2010 is ook de milieuvergunning van 20 maart 2007 in werking getreden.
Anders dan appellanten menen is op grond van artikel 20.8 Wm voor het in werking treden van de milieuvergunning niet vereist dat de verleende bouwvergunning ook in werking is getreden. Het enkele feit dat de bouwvergunning is verleend, is al voldoende.
Ten aanzien van de drempelwaarde concludeert de Afdeling:
Gelet hierop wordt door de uitbreiding van de inrichting de drempelwaarde voor het houden van zeugen van categorie 14 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit niet overschreden. Ditzelfde geldt indien het bij de Wm-vergunning van 20 maart 2007 vergunde aantal zeugen voor stal 10 niet wordt meegerekend bij het reeds vergunde aantal zeugen in totaal. Ook dan komt de uitbreiding niet boven de drempelwaarde uit. Het college heeft terecht geoordeeld dat er geen m.e.r.-plicht bestaat.
Uitspraak
De m.e.r.-beroepsgrond slaagt niet. Op andere gronden wordt het besluit vernietigd.