ECLI:NL:RVS:2011:BP8722

Betreft Veehouderij Peel en Maas
Datum uitspraak 23-03-2011
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden m.e.r.-beoordelingsplicht, m.e.r.-richtlijn, bijlage III, veehouderij
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201001104/1/M2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Bij een op de ‘D-lijst’ opgenomen activiteit die onder de desbetreffende drempelwaarden blijft, kunnen de factoren genoemd op bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn aanleiding geven tot het uitvoeren van een m.e.r.(-beoordeling). Hierbij is van belang dat het project in de zin van bijlage II m.e.r.-richtlijn is aan te merken, zie HvJ EG van 15 oktober 2009 (C-255/08).

NB Deze uitspraak is onder oud recht gedaan. Per 1 april 2011 is het Besluit mer aan de veroordeling van het Hof aangepast.

Casus

Op 21 december 2009 heeft het college van B & W Peel en Maas een revisievergunning op grond van artikel 8.4 lid 1 Wm verleend voor een pluimveehouderij. Appellanten stellen dat ten onrechte geen m.e.r.(-beoordeling) is uitgevoerd. Hiertoe wijzen zij onder meer op de nabijheid van natuurgebieden en stankcumulatie.

Overwegingen van de bestuursrechter
De drempelwaarden van categorie 14 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994 worden niet overschreden. De inrichting waarvoor de vergunning is verleend is aan te merken als een project zoals bedoeld in bijlage II van de m.e.r.-richtlijn. Gelet op het arrest van het HvJ EG van 15 oktober 2009 (C-255/08) moet daarom worden gekeken naar de andere factoren zoals opgenomen in bijlage III van de richtlijn. Deze factoren kunnen aanleiding geven tot het opstellen van een MER ook al worden de drempelwaarden niet overschreden. Enkele factoren die in bijlage III worden genoemd zijn de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, het opnamevermogen van het natuurlijke milieu (met in het bijzonder aandacht voor onder meer natuurgebieden en speciale beschermingszones) en de grootte van het effect van het project.

Appellanten hebben gewezen op in bijlage III genoemde omstandigheden, zoals de cumulatie van stank en de ligging in de nabijheid van een natuurgebied. Deze kunnen wellicht aanleiding geven tot het opstellen van een MER. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat het college naar deze of naar andere factoren van bijlage III heeft gekeken. Daarom is in het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd waarom geen MER opgesteld hoeft te worden. Het college heeft het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.

Red. Op bijlage II van de m.e.r. richtlijn staat ‘intensieve veeteeltbedrijven (voor zover niet in Bijlage I opgenomen). Het lijkt de eerste keer dat de Afdeling bestuursrechtspraak hiernaar verwijst in een uitspraak in relatie tot het Hofarrest van 15 oktober 2009.

Uitspraak
De beroepsgrond over m.e.r. slaagt. De revisievergunning wordt vernietigd.