ECLI:NL:RVS:2010:BO8297

Betreft Goese Schans
Datum uitspraak 22-12-2010
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, Natura 2000-gebieden, Flora- en faunawet, m.e.r.-beoordeling
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200904503/1/R2
Toets 2011, 1 (p. 30)

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Omdat het havengebied wordt getransformeerd tot woongebied, zijn er geen nadelige effecten voor het milieu (mogeljik wel milieuwinst), dus leidt de m.e.r.-beoordeling terecht niet tot het opstellen van een MER.
  • De transformatie van havengebied tot woningbouw heeft evenmin effecten op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Andere conclusies:

  • Interimwet stad- en milieubenadering: het zogenoemde stap-3-besluit berust niet op een deugdelijke motivering, want het bestemmingsplan biedt geen zekerheid dat de bedrijven verdwijnen.
  • Flora- en faunawet: het goedkeuringsbesluit is onzorgvuldig tot stand gekomen, want zonder aanvullend onderzoek mogen gebouwen van het havengebied waarin zomerverblijven van vleermuizen kunnen voorkomen niet worden gesloopt.

Casus

Het college van GS van Zeeland heeft op GS heeft op 12 mei 2009 zowel het bestemmingsplan ‘Goese Schans’ als het zogenoemde ‘stap 3-besluit’ in het kader van de Interimwet stad- en milieubenadering goedgekeurd. Voor de mogelijkheid van beroep worden deze besluiten als één besluit aangemerkt. Het gehele havenindustriegebied van Goes wordt getransformeerd tot woongebied.

Over m.e.r. zijn de volgende beroepsgronden aangevoerd
Appelanten vinden dat ten onrechte geen MER is opgesteld, want

  • het Masterplan Waterstad voorziet in een ontwikkeling van meer dan 2000 woningen;
  • er zijn voldoende bijzondere omstandigheden om een MER op te stellen;
  • de beoogde woningbouw op de sportvelden is onterecht buiten beschouwing gelaten;
  • de ligging ten opzichte van het Natura 2000-gebied Oosterschelde had reden moeten zijn om een plan-MER op te stellen.

Andere beroepsgronden

  • GS hebben ten onrechte het stap 3-besluit goedgekeurd, omdat de verwachting dat de bedrijven in het plangebied binnen de planperiode zullen worden verplaatst niet reëel is.
  • Er is onvoldoende onderzocht of de Flora- en faunawet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, want het nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen moet nog verricht worden.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt als volgt over de m.e.r.-beroepsgronden.

M.e.r.-beoordeling
In de planvoorschriften staat dat in totaal niet meer dan 2000 woningen mogen worden gebouwd. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in woningbouw op de sportvelden. De plantoelichting noemt echter wel het voornemen om hier na 2018 woningbouw te realiseren. Het masterplan spreekt over 250 extra woningen. Ook als deze worden meegerekend, wordt de drempelwaarde van de C-lijst (4000 woningen) niet overschreden en is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit.
Volgens de gemeenteraad zijn uit onderzoeken geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot nadelige milieugevolgen kunnen leiden. Uit de onderzoeken blijkt dat de omvorming van havenindustrieterrein naar woningbouw milieuwinst oplevert ten aanzien van industrielawaai, bodem, water en landschappelijke en cultuurhistorische waarden. In de aanmeldingsnotitie voor de m.e.r.-beoordeling is geconcludeerd dat:

  • de bodemsituatie zal verbeteren;
  • risico’s van aanwezigheid van stoffen in de bodem als asbest bij een woonfunctie niet groter zijn dan bij het industrieterrein;
  • het gebied nu nauwelijks geschikt of uniek is voor potentieel voorkomende soorten;
  • de functieverandering geen belangrijke nadelige gevolgen heeft voor natuurwaarden.

Wat betreft mogelijke significante effecten op het Natura 2000-gebied Oosterschelde merkt de Afdeling op dat dit gebied op meer dan 2 kilometer afstand ligt en dat het onderzoeksrapport concludeert dat op geen van de instandhoudingsdoelstellingen een effect optreedt.

Gelet hierop kon het college zich op het standpunt stellen dat de gemeenteraad op de onderzoeksrapporten kon afgaan. Het college kon concluderen dat een MER niet verplicht is.

Andere beroepsgronden
De Stad & Milieubenadering is ontstaan om een oplossing te bieden voor situaties waarbij de gewenste menging van functies in de praktijk moeilijk of niet te realiseren blijkt te zijn. Met de Interimwet kunnen woningen worden gebouwd op locaties waar dat volgens de milieuwetgeving eigenlijk niet is toegestaan.
Het bestemmingsplan beoogt het gehele havengebied te transformeren tot woongebied. Het realiseren van woningen betekent dat er milieugevoelige bestemmingen worden gevestigd. In principe kan een dergelijke situatie onder de Interimwet worden gebracht. Uitgangspunt van het stap 3-besluit is dat uitsluitend gedurende een overgangsperiode bedrijven (een betonwarenfabriek en een betoncentrale) en woningen op korte afstand van elkaar komen te liggen. Mocht verplaatsing niet lukken dan zal de gemeenteraad volgens het besluit overgaan tot onteigening. De Afdeling oordeelt dat het bestemmingsplan geen grondslag biedt voor onteigening van bedrijven. De Afdeling vernietigt het stap-3-besluit omdat het niet op een deugdelijke motivering berust. Het bestemmingsplan biedt namelijk geen zekerheid dat de bedrijven verdwijnen.

In 2005 is een quick scan voor flora en fauna uitgevoerd naar aanleiding van de eerste plannen voor het gebied. Omdat de plannen verder zijn uitgewerkt en het projectgebied is uitgebreid, is de quick scan in 2007 aangepast aan de nieuwe planvorming. In de quick scan is ten aanzien van vleermuizen geconcludeerd dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet alleen nodig is als blijkt dat er een verblijfplaats van vleermuizen voorkomt. De quick scan constateert dat in sommige gebouwen van het havengebied zomerverblijven van vleermuizen kunnen voorkomen. Als de werkzaamheden buiten de periode plaatsvinden dat er een eventueel zomerverblijf is, is volgens de quick scan geen ontheffing nodig.
De Afdeling oordeelt dat het onderzoek naar vleermuizen te summier is geweest. Ter zitting is toegelicht dat de oude havengebouwen waar mogelijk zomerverblijven kunnen voorkomen zullen worden gesloopt om woningbouw mogelijk te maken. Een zomerverblijfplaats is een verblijfplaats die gebruikt wordt door vleermuizen die niet in winterslaap zijn, waarvan niet aangetoond is dat het een kraamverblijfplaats dan wel een paarverblijfplaats is. Nu de Afdeling uit de stukken en de zitting afleidt dat zomerverblijven iedere zomer opnieuw worden gebruikt door vleermuizen, had aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden naar de daadwerkelijke aanwezigheid van zomerverblijven. Nu dit niet is gebeurd, is het goedkeuringsbesluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.

Uitspraak
De m.e.r.-beroepsgronden zijn ongegrond. Op grond van de andere beroepsgronden vernietigt de Afdeling de goedkeuringsbesluiten en onthoudt zij goedkeuring aan zowel het bestemmingsplan als het stap 3-besluit.