ECLI:NL:RVS:2010:BN5739

Betreft Leghennenbedrijf Aa en Hunze
Datum uitspraak 01-09-2010
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden pluimveehouderij, Aa en Hunze, actualiteit
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200907893/1/M2
JM 2010, 112 met noot Hoevenaars
Toets 2010, 4 (p. 30)

Conclusies voor de mer praktijk

  • Als een m.e.r.-plichtig besluit pas zes jaar na het vaststellen van het MER wordt genomen, betekent dit niet direct dat het MER onvoldoende actueel is om aan dat besluit ten grondslag te kunnen leggen.
  • Als in de periode tussen het vaststellen van het MER en het nemen van het besluit wet- en regelgeving is gewijzigd, betekent dit niet direct dat het MER moet worden geactualiseerd. Een MER geeft inzicht in de milieugevolgen van de inrichting. Die gevolgen veranderen in principe niet vanwege gewijzigde wet- en regelgeving.

Casus

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze heeft in 2009 een revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor een leghennenbedrijf.
Over m.e.r. is de volgende beroepsgrond aangevoerd: het MER is niet actueel. Voordat de revisievergunning werd verleend, had een nieuw MER moeten worden opgesteld. De relevante wet- en regelgeving is namelijk gewijzigd sinds het opstellen van het MER.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt als volgt over de m.e.r.-beroepsgrond.
Het MER is van augustus 2003. Dit MER is opgesteld voor een revisievergunning die op 5 oktober 2004 is verleend. Dit was een vergunning voor het houden van 244.000 leghennen in een volièresysteem met beluchting onder de mestband. Deze vergunning uit 2004 is, voor dat deel dat ging over het houden van 122.000 leghennen, komen te vervallen. In 2009 is opnieuw een revisievergunning verleend voor het houden van 244.000 leghennen in een zelfde volièresysteem.

De Afdeling stelt dat het feit dat tussen het vaststellen van het MER en het nemen van het besluit ongeveer zes jaar is verstreken, niet met zich brengt dat het MER niet meer aan dat besluit ten grondslag kan worden gelegd. Een MER geeft inzicht in de gevolgen voor het milieu door de inrichting. De gevolgen voor het milieu veranderen niet vanwege gewijzigde wet- en regelgeving. In dit geval gaat het om dezelfde activiteiten als waarop de vergunning van 5 oktober 2004 betrekking had. Er is volgens de Afdeling geen sprake van ‘aanmerkelijke wijzigingen in de omstandigheden’ zoals bedoeld in artikel 7.27, tweede lid, Wm (oud). Dit artikel stelt dat het bevoegd gezag een m.e.r.-plichtig besluit niet neemt als de gegevens in het MER redelijkerwijs niet meer aan het besluit ten grondslag kunnen worden gelegd in verband met aanmerkelijke wijzigingen in de omstandigheden waarvan bij het maken van het MER is uitgegaan. Er had dus geen nieuw MER opgesteld hoeven worden.

Uitspraak
De beroepsgrond over m.e.r. is ongegrond. De vergunning wordt in verband met een andere beroepsgrond vernietigd.