ECLI:NL:RVS:2010:BN1069

Betreft Vierhavensstraat e.o. Rotterdam
Datum uitspraak 14-07-2010
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Rotterdam, recreatie, recreatievoorzieningen, milieueffectrapportage-plicht (MER-plicht), m.e.r.-beoordelingsplicht, stedelijke ontwikkelingsprojecten, drempelwaarde
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200903773/1/R1
JM 2010, 111 met noot Poortinga
Toets 2010, 3 (p. 11)

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Als het recreatief gebruik van een planologische bestemming, zoals een stadspark, een ondergeschikt en extensief karakter (zoals wandelen en fietsen) heeft, valt deze bestemming niet onder categorie 10.1 uit het Besluit m.e.r. ‘recreatieve of toeristische voorzieningen’. Op basis van een dergelijke bestemming kan dus geen m.e.r.-(beoordelings)plicht gelden.

Casus

Op 17 juli 2008 heeft de gemeenteraad van Rotterdam het bestemmingsplan “Vierhavensstraat en omgeving” vastgesteld. Op 24 maart 2009 is dit plan goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (omdat dit bestemmingsplan nog onder de oude WRO tot stand kwam). Het plan voorziet onder meer in de realisering van een langgerekt gebouw – de zogenoemde Strip - waarin winkels, bedrijven en culturele- en onderwijsfuncties kunnen worden ondergebracht. Op het dak van de Strip en ernaast wordt een groot openbaar park aangelegd.

In beroep is onder andere aangevoerd dat voor het bestemmingsplan een MER gemaakt had moeten worden. Het dakpark en bijbehorende voorzieningen, waaronder horeca, moeten worden aangemerkt als ‘recreatieve of toeristische voorziening’. Ook zou gesteld kunnen worden dat het bestemmingsplan een ‘stadsproject’ mogelijk maakt. Als de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. niet worden overschreden, moet in verband met het Hof-arrest van 15 oktober 2009 beoordeeld worden of een MER gemaakt had moeten worden.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat het plan niet voorziet in recreatieve of toeristische voorzieningen, gezien het ondergeschikte en extensieve karakter van het recreatieve gebruik (zoals wandelen en fietsen) van het dakpark met bijbehorende voorzieningen. Bij dit oordeel betrekt de Afdeling dat het dakpark is bedoeld als stadspark voor de inwoners van de deelgemeente Delfshaven. Het is niet bedoeld om bezoekers van buiten de deelgemeente aan te trekken.
 
Ook de horeca en maatschappelijke voorzieningen onder het dak blijven ver onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.. Het is overigens de vraag of deze zouden moeten worden aangemerkt als recreatieve of toeristische voorziening. Ook zijn de voorziene winkelvestigingen niet van een zodanige omvang dat de drempelwaarde voor een stadsproject wordt overschreden.

Ook de verwijzing naar het Hof-arrest leidt niet tot de conclusie dat een MER opgesteld had moeten worden. Er zijn volgens de Afdeling geen factoren, in het bijzonder ook geen cumulatie met andere voorzieningen, waardoor dit geconcludeerd zou moeten worden.

Uitspraak
De m.e.r.- en overige beroepsgronden (met betrekking tot onder andere luchtkwaliteit) zijn ongegrond. De goedkeuring van het bestemmingsplan blijft overeind.