ECLI:NL:RVS:2009:BJ4039

Betreft Circuit de Peel
Datum uitspraak 21-07-2009
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Peel, motorcross, recreatie, Venray, alternatieven
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200801853/1/R2
JM 2009, 112 met noot Poortinga

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een aanvulling op een MER hoeft niet afzonderlijk ter inzage gelegd te worden om hier de mogelijkheid tot inspraak op te bieden. Het is voldoende als de aanvulling tegelijk met het genomen m.e.r.-plichtige besluit ter inzage gelegd wordt .
  • Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet milieubeheer volgt dat het noodzakelijk kan zijn om ook alternatieven in beschouwing te nemen die verder reiken dan de taak- en doelstelling van één overheidsinstantie. Als een activiteit een regionale functie vervult, kan het nodig zijn om als gemeente ook buiten de gemeentegrenzen te kijken naar redelijke alternatieven.
  • Als in het bestemmingsplan of de milieuvergunning niet bepaald is welk type racevoertuig op het motorcrosscircuit mag racen, dan dient in de geluidsberekeningen uitgegaan te worden van de worst-case situatie.

Casus

Het bestemmingsplan “Circuit de Peel” is vastgesteld door de gemeenteraad van Venray en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg. Met dit plan wordt het planologisch mogelijk gemaakt een motorcrossterrein te realiseren ten zuiden van de Bakelsedijk in Venray. Op dit moment is er illegaal een motorcrossterrein gelegen ten noorden van de Bakelsedijk binnen de Ecologische Hoofdstructuur.
In beroep is aangevoerd dat de aanvulling op het MER en de daarbij behorende rapporten ten onrechte niet meer ter inzage zijn gelegd voor inspraak. Verder is betoogd dat het alternatievenonderzoek in het MER ontoereikend is. Ten onrechte zou gesteld zijn dat het alternatievenonderzoek naar locaties zich heeft uitgestrekt over meerdere gemeenten. Bovendien is ten onrechte gekozen voor drie alternatieven binnen de gemeente Venray. Ten slotte is aangevoerd dat de geluidsberekeningen zijn gebaseerd op verkeerde uitgangspunten. Er is namelijk rekening gehouden met het gebruik van geluiddempers, terwijl niet zeker is dat deze worden toegepast.

Overwegingen van de bestuursrechter
Ter inzage leggen aanvulling
Dat er niet afzonderlijk kennis is gegeven van de aanvulling op het MER en dat hier niet afzonderlijk inspraak op is geboden, leidt er volgens de Afdeling bestuursrechtspraak niet toe dat Gedeputeerde Staten het bestemmingsplan niet konden goedkeuren. Hierbij vindt de Afdeling het van belang dat de Commissie m.e.r. heeft geadviseerd dat de essentiële informatie aanwezig is in het MER en de aanvulling daarop. Het advies van de Commissie en de aanvulling op het MER hebben ter inzage gelegen met het vastgestelde plan en met het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten.

Alternatieven
Wat betreft het alternatievenonderzoek stelt de Afdeling eerst vast dat uit de Wet milieubeheer volgt dat in een MER uitsluitend alternatieven hoeven te worden beschreven die, wat betreft de verwachte gevolgen voor het milieu mogelijk tot relevante verschillen kunnen leiden. Vervolgens geeft de Afdeling aan dat in de parlementaire geschiedenis geen eenduidig antwoord te vinden is op de vraag of alternatieven die buiten de taak- en doelstelling van de betrokken overheidsinstantie liggen (in dit geval de gemeente Venray) aan de orde moeten komen in een MER. In de Memorie van Toelichting bij de Wet milieubeheer uit 1980-1981 staat dat de doelstelling een belangrijk aanknopingspunt is voor de alternatievenvraag. Het kan zijn dat er alternatieven bestaan waarmee de doelstelling gerealiseerd kan worden, maar waarover de betreffende overheidsinstantie zelf geen bevoegdheid heeft. In dat geval moet de overheidsinstantie zich afvragen of de gesuggereerde alternatieven redelijkerwijs tot realisering van de doelstelling leiden. Is dat het geval, dan zal de overheidsinstantie zich moeten wenden tot die instanties die bevoegd zijn om daarover te beslissen. De Afdeling concludeert hieruit dat het in sommige gevallen noodzakelijk zal zijn om ook alternatieven in beschouwing te nemen die verder reiken dan de taak en doelstelling van één overheidsinstantie.

In het alternatievenonderzoek dat in 2006 is uitgevoerd voor het MER zijn drie locaties binnen de gemeente Venray onderzocht. In het alternatievenonderzoek is aangegeven dat in 1995 en in 2003 reeds onderzoek is gedaan naar mogelijke locaties. De top drie bestond destijds uit Venray, Horst aan de Maas en Venlo. Volgens het alternatievenonderzoek uit 2006 zijn deze drie locaties niet geschikt gebleken.

De gemeenteraad heeft in 2006 besloten dat de gemeente binnen haar eigen grondgebied een motorcrossterrein wil, omdat de gemeente het als haar taak ziet om een oplossing te bieden voor de reeds 30 jaar bestaande illegale situatie van het motorcrossterrein ten noorden van de Bakelsedijk.

De Afdeling stelt dat het alternatievenonderzoek, gezien de Memorie van Toelichting, niet kan worden afgebakend tot het gemeentelijk grondgebied, omdat er geen wettelijke bepaling en geen beleid is waaruit blijkt dat dit specifiek een taak van de gemeente Venray is. Uit het MER komt naar voren dat het terrein een regionale functie vervult en zal blijven vervullen. Verder blijkt uit de provinciale opdrachtbrief voor het alternatievenonderzoek niet dat de opdracht beperkt was tot de gemeente Venray.

Dat in 2003 al alternatievenonderzoek is uitgevoerd maakt het oordeel van de Afdeling niet anders. De conclusie in het alternatievenonderzoek uit 2006 dat de top drie-locaties uit 2003 niet geschikt zijn, is namelijk niet gebaseerd op definitieve rapporten of bestuurlijke besluiten. Deze is gebaseerd op persberichten, een ongetekende en ongedateerde brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas en een verslag van een bestuurlijk overleg. Hiermee is niet voldaan aan het motiveringsvereiste uit de Wet milieubeheer. Dit klemt te meer omdat de gemeente Horst aan de Maas een evenemententerrein, inclusief motorcrossterrein, aan het ontwikkelen is.

Geluid
Op basis van geluidmetingen is in het geluidrapport behorend tot het MER een geluidzone vastgesteld. De metingen zijn uitgevoerd bij racevoertuigen die waren voorzien van goede dempers en geïsoleerde motorcompartimenten. Derhalve is geen sprake van metingen in een worst-case situatie. In het bestemmingsplan noch in de verleende milieuvergunning is een bepaling opgenomen dat alleen racevoertuigen op het terrein mogen racen zoals die waarmee is gerekend in het geluidrapport. Hierdoor is het aspect geluidhinder niet op de juiste wijze betrokken bij de besluitvorming.

Uitspraak
Het beroep is gegrond. Het goedkeuringsbesluit van het College van Gedeputeerde Staten wordt vernietigd en de Afdeling bestuursrechtspraak onthoudt zelf goedkeuring aan het bestemmingsplan.