ECLI:NL:RVS:2009:BH0469
Betreft | Woongebied Kernhem |
---|---|
Datum uitspraak | 21-01-2009 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | woningbouw, streekplannen, bestemmingsplannen, concrete beleidsbeslissing, milieueffectrapportage-plicht (MER-plicht), Ede, Kernhem |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200800347/1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Na het maken van een besluit-milieueffectrapport (MER) is de m.e.r.-plicht verwerkt: er hoeft voor die activiteit geen MER meer gemaakt te worden.
- Deze algemene regel geldt ook voor overgangssituaties. Als vóór de wijziging van de wet- en regelgeving op 28 september 2006 een MER is gemaakt in verband met een concrete beleidsbeslissing in een streekplan, wordt dit MER gekwalificeerd als een besluit-MER. Er hoeft hierna geen MER meer gemaakt te worden. Als ditzelfde MER voor het streekplan gemaakt is ná de wijziging van de wet- en regelgeving, is het een plan-MER. Er moet in dat geval in principe nog wel een besluit-m.e.r.-procedure doorlopen worden voor het bestemmingsplan.
Casus
Het bestemmingsplan “Woongebied Kernhem” voorziet onder meer in de bouw van in totaal circa 3.000 woningen. Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een reeds bestaand MER. Dit MER was opgesteld voor een partiële herziening van het Streekplan Gelderland in 2001. In de streekplanherziening was het woongebied Kernhem opgenomen als concrete beleidsbeslissing.
In beroep tegen het bestemmingsplan is aangevoerd dat het MER onvoldoende actueel, gedetailleerd en overzichtelijk is en dat het niet gebaseerd is op daadwerkelijke alternatieven. Daarnaast had voor het bestemmingsplan een nieuw MER opgesteld moeten worden, omdat dit het eerste plan is dat voorziet in de woningbouw. De streekplanherziening uit 2001 is namelijk vervallen met de inwerkingtreding van het Streekplan Gelderland 2005, zo wordt betoogd.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft aan dat het MER voor de partiële herziening van het streekplan is gemaakt vóór 28 september 2006, de datum dat de plan-m.e.r.-plicht in de Nederlandse wet- en regelgeving is geïmplementeerd. Omdat het woongebied Kernhem in het streekplan werd opgenomen als concrete beleidsbeslissing, was het streekplan het eerste plan dat de woningbouw mogelijk maakte. Daarom werd voor het streekplan destijds een MER gemaakt.
In de Nota van Toelichting bij de wijziging van de wet- en regelgeving in verband met de implementatie van de plan-m.e.r.-plicht staat dat het uitdrukkelijk de bedoeling is van de wetgever dat er maar één besluit-MER wordt gemaakt voor een activiteit. De reden hiervoor is dat het geen toegevoegde waarde heeft om een tweede m.e.r.-procedure te doorlopen voor precies dezelfde activiteit en dat dit alleen maar administratieve en bestuurlijke lasten met zich meebrengt. In de Nota van Toelichting wordt het voorbeeld van een bestemmingsplan en een daarop gebaseerd uitwerkingsplan gebruikt. Als vóór de wetswijziging een MER is gemaakt voor een bestemmingsplan, dan zou dat na de wetswijziging gekwalificeerd worden als besluit-MER, en hoeft er vervolgens geen MER meer gemaakt te worden voor het uitwerkingsplan.
De Afdeling is van mening dat dezelfde redenering gevolgd kan worden in de casus van woongebied Kernhem. Als vóór de wetswijziging voor de concrete beleidsbeslissing in het streekplan een MER is gemaakt, zou dat na de wetswijziging gekwalificeerd worden als besluit-MER, en hoeft er voor het bestemmingsplan dat precies hetzelfde mogelijk maakt als het streekplan, geen MER meer gemaakt te worden.
Bovenstaande geldt natuurlijk niet voor MER’en voor streekplannen die zijn vastgesteld ná 28 september 2006 omdat streekplannen na de wetswijziging alleen nog maar plan-m.e.r.-plichtig kunnen zijn.
Uitspraak
De beroepsgrond is ongegrond.