ECLI:NL:RVS:2007:BB5231
Betreft | Luchtvaartterrein Lelystad |
---|---|
Datum uitspraak | 10-10-2007 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | samenhangcriterium, Lelystad, vergewisplicht, voorzienbaarheid, luchtvaartterreinen |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200606568/1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Het bevoegd gezag dat het m.e.r.-plichtige besluit neemt, moet zich ervan vergewissen dat het advies van de Commissie voor de m.e.r. zorgvuldig tot stand is gekomen.
- Een MER moet gemaakt worden voor de totale voorgenomen, samenhangende activiteit. In het geval van vliegveld Lelystad betekent dit een MER voor fase 1 plús fase 2.
In haar brief aan bevoegd gezag zet de Commissie uiteen hoe de inspraak is verwerkt.
Casus
Na het volgen van verschillende juridische procedures (zie de uitspraken van 5 november 2003 en 4 mei 2005) is op 28 juli 2006 nogmaals een beslissing genomen op de bezwaren tegen het aanwijzingsbesluit (A-besluit) van vliegveld Lelystad. Tegen deze beslissing is (weer) beroep ingediend.
Ten eerste wordt aangevoerd dat het bevoegde gezag zich er ten onrechte niet van heeft vergewist of het advies van de Commissie voor de m.e.r. op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Ten tweede wordt betoogd dat het MER op de totale voorgenomen activiteit in had moeten gaan en niet alleen op fase 1.
Overwegingen van de bestuursrechter
Het bestuursorgaan dat een beslissing neemt, waaraan een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een wettelijk adviseur wordt verricht ten grondslag ligt, dient zich er van te vergewissen dat dit onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (art. 3:9 Algemene wet bestuursrecht). De Commissie voor de m.e.r. is een wettelijk adviseur in de m.e.r.-procedure. Op grond van de Wet milieubeheer, dient de Commissie de schriftelijke opmerkingen die worden ingediend over het MER te betrekken in haar advies. Het aanwijzingsbesluit heeft van 2 juni 2006 tot en met 13 juli 2006 ter inzage gelegen, gedurende welke termijn meer dan 250 schriftelijke opmerkingen zijn ingebracht. Op 14 juli 2006 heeft de Commissie haar advies uitgebracht. De ministers van V&W en van VROM hebben zich er niet van vergewist of dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Dit klemt des te meer, omdat het advies een dag na afloop van de termijn van terinzagelegging van het MER is uitgebracht en hieruit niet valt af te leiden of het grote aantal schriftelijke opmerkingen daadwerkelijk in het advies zijn betrokken.
Uit de uitspraak van 4 mei 2005 volgt dat onder de voorgenomen samenhangende activiteit de totale ontwikkeling van de luchthaven Lelystad tot “business airport” in twee fasen moet worden verstaan. Het MER moet daarom een beschrijving bevatten van deze voorgenomen samenhangende activiteit en de alternatieven daarvoor. De Afdeling stelt vast dat in het MER drie alternatieven zijn opgenomen. Het planalternatief betreft de volledige realisering van de in het A-besluit vervatte eerste fase, het meest milieuvriendelijke alternatief betreft een optimalisatie van het planalternatief en het zogenoemde PKB-alternatief betreft de totale ontwikkeling van de luchthaven in twee fasen. Hieruit volgt dat in strijd met artikel 7.10, eerste lid, onder a en b, van de Wm niet is uitgegaan van de totale ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in twee fasen als voorgenomen activiteit, waarvoor alternatieven moeten worden beschreven. De voorgenomen samenhangende activiteit is ten onrechte slechts als één van de alternatieven voor de in het A-besluit vervatte eerste fase in het MER beschreven.
Wat betreft het PKB-alternatief, waarin wel de totale voorgenomen activiteit is beschreven, is in het MER aangegeven dat de beschrijving van de milieueffecten zich beperkt tot een actualisatie van hetgeen is onderzocht voor de PKB en dat de initiatiefnemer in een separaat MER ten behoeve van de tweede fase dient aan te tonen dat zijn voornemen voldoet aan de randvoorwaarden zoals die gesteld zijn in de PKB. Dit acht de Afdeling onvoldoende.
Uitspraak
De beide beroepsgronden worden gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar wordt (weer) vernietigd. In verband met het belang van luchthaven Lelystad bepaald de Afdeling in een voorlopige voorziening dat totdat het nieuwe A-besluit van kracht is, de luchthaven in werking mag zijn als ware het besluit van 9 november 2001 van kracht.
Zie over deze uitspraak ook het persbericht van de Commissie voor de m.e.r.