ECLI:NL:RVS:2006:AZ3719

Betreft Asfaltcentrale Meppel (2)
Datum uitspraak 06-12-2006
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden luchtkwaliteit, afvalstoffen, Meppel, Besluit luchtkwaliteit 2005, luchtkwaliteitsonderzoek, asfalt, asfaltcentrale, m.e.r.-beoordelingsplicht, luchtverontreiniging
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200602381/1
JM 2007, 77 met noot van Jong, De vries en Pieters

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Indien de verwerkingstemperatuur van asfalt te laag is om steen en zand te doen smelten, is geen sprake van een activiteit als bedoeld in onderdeel D 46 van de bijlage bij het Besluit-m.e.r. 1994. Het kan dan in het midden blijven of sprake is van minerale stoffen.
  • Bij onderzoek naar luchtkwaliteit moeten alle bronnen van de inrichting in het onderzoek worden betrokken. Hiertoe behoren een vulstofsilo, de asfaltrecyclingsinstallatie, de mineraalopslagvakken en de vrachtwagens op het terrein van de inrichting.

Casus

Gedeputeerde staten hebben aan een wegenbouwmaatschappij een vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de vervaardiging van nieuw asfalt en het verwerken van asfaltgranulaat. In beroep wordt door omwonenden onder meer aangevoerd dat de aangevraagde activiteit behoort tot de in categorie 46 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 bedoelde gevallen. Het gaat in die categorie om de oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het smelten van minerale stoffen met inbegrip van installaties voor de fabricatie van mineraalvezels. Doordat sprake is van een productiecapaciteit van 100 ton per dag of meer zou volgens omwonenden een m.e.r.-beoordeling moeten worden uitgevoerd. Ook zou de vergunning in strijd met het Besluit luchtkwaliteit 2005 verleend zijn. Zij voeren daartoe aan dat de door verweerder gebruikte rapporten van TNO en RIVM gebreken vertonen waardoor aan de conclusies van die rapporten geen waarde kan worden gehecht.

Overwegingen van de bestuursrechter
M.e.r.-beoordelingsplicht
Uit het deskundigenbericht van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (Stab) blijkt dat in de inrichting geen minerale stoffen worden gesmolten. De verwerkingstemperatuur van asfalt is volgens het deskundigenbericht te laag om steen en zand te doen smelten en het bitumen, daargelaten of dit een minerale stof is, wordt niet gesmolten. Dit is reeds vloeibaar en wordt door verhitting enkel minder viskeus wordt. Er is dus geen sprake van een activiteit als aangewezen in categorie 46 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Niet bepaald hoefde te worden of een MER moet worden gemaakt. Of eventueel sprake is van een productiecapaciteit van 100 ton per dag of meer, is dan ook niet van belang.

Luchtkwaliteit
In het deskundigenbericht van de Stab is gesteld dat in het luchtkwaliteitonderzoek enkel de emissie van zwevende deeltjes uit de schoorsteen bij de beoordeling is betrokken, maar dat de emissie van een aantal andere bronnen van de inrichting, zoals de vulstofsilo, de asfaltrecyclingsinstallatie, de mineraalopslagvakken en de vrachtwagens op het terrein van de inrichting buiten beschouwing is gelaten. In het rapport is dus niet de volledige emissie van zwevende deeltjes door de inrichting in beeld gebracht. Ook moet uit het deskundigenbericht worden afgeleid dat niet is uitgesloten dat de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie van 50 microgram per m3 reeds zonder het in werking zijn van de inrichting meer dan vijfendertig maal per kalenderjaar wordt overschreden in de directe omgeving van de inrichting. De bijdrage van de inrichting aan de concentratie zwevende deeltjes is dus onvoldoende nauwkeurig bepaald.

Uitspraak
De beroepsgrond over de m.e.r.-beoordeling is ongegrond. De beroepsgrond over luchtkwaliteit slaagt wel. Hiermee is voorafgaande aan de besluitvorming onvoldoende kennis vergaard over de relevante feiten. De vergunning op grond van de Wet milieubeheer is in strijd met het beginsel van de rechtszekerheid en het besluit wordt vernietigd.