ECLI:NL:RVS:2004:AO3952

Betreft Plan tot verbetering van de gezette steenbekleding Baarland, Zuid- en Everingepolder
Datum uitspraak 18-02-2004
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden dijken, m.e.r.-beoordelingsplicht
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200304262/1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Er bestaat een m.e.r.-beoordelingsplicht voor het plan tot verbetering van steenbekleding van een dijkvak.

Casus

In deze zaak gaat het om een plan dat ten doel heeft de steenbekleding van een dijkvak te verbeteren, zodat wordt voldaan aan de vastgestelde veiligheidsnorm uit de Wet op de Waterkering. De Afdeling bestuursrechtspraak gaat onder andere in op de vraag of dit plan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is.

Overwegingen van de bestuursrechter
In onderdeel C 12.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994 (zoals gewijzigd bij besluit van 7 mei 1999) stond destijds dat bij wijziging van een zee- of deltadijk van 5 kilometer of meer en een wijziging van het dwarsprofiel van een zee- of deltadijk van 250 vierkante meter of meer het maken van een MER verplicht is. In onderdeel D 12.1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994 (zoals gewijzigd bij besluit van 7 mei 1999) stond dat bij wijziging van een zee- of deltadijk een m.e.r.-beoordelingsplicht bestond.

Uitspraak
Het plan heeft betrekking op een deltadijkvak kleiner dan 5 km. Daarnaast doet zich geen wijziging van het dwarsprofiel van een zee- of deltadijk van 250 vierkante meter voor. Het plan was dus niet m.e.r.-plichtig. Wel gold een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Het nieuwe besluit omtrent de goedkeuring van het plan moet worden genomen met toepassing van de procedurevoorschriften die gelden voor de m.e.r.-beoordelingsplicht.