ECLI:NL:RVS:2001:AD3394
Betreft | Tuinbouwgebied te Hoogezand-Sappemeer |
---|---|
Datum uitspraak | 29-08-2001 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | Hoogezand-Sappemeer, glastuinbouw |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200001987/1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
Bij het bepalen van de m.e.r.-beoordelingsplicht dient te worden uitgegaan van de zogenoemde brutobenadering. Oftewel, alle voorzieningen die nodig zijn voor realisatie van het glastuinbouwgebied moeten worden meegeteld bij het bepalen van het aantal hectares en dus voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)-plicht. Een ‘informele’ niet op de wet gebaseerde of een impliciete m.e.r.-beoordeling geldt – logischerwijs – niet als voldoende en dan wordt dus niet aan de wettelijke eisen van de m.e.r.-beoordelingsplicht voldaan.
Casus
Onomstreden is dat de oppervlakte van het in te richten tuinbouwgebied circa 90 hectare bruto is. De Afdeling concludeert dan ook dat er geen sprake is van een m.e.r.-plichtige activiteit als bedoeld in artikel 7.2 Wm. De Afdeling beziet vervolgens de vraag of er sprake is van een activiteit waarvoor de m.e.r.-beoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, Wm, dient te worden gevolgd. Verweerders zijn er in hun bestreden besluit ten onrechte van uitgegaan dat de m.e.r.-beoordelingsplicht niet gold. Verweerders hebben er wel op gewezen dat burgemeester en wethouders onverplicht een m.e.r.-beoordeling hebben uitgevoerd. De Afdeling zal bezien of deze m.e.r.-beoordeling voldoet aan de daartoe gestelde eisen. De Afdeling concludeert, naar ter zitting van de zijde van het gemeentebestuur is bevestigd, dat gebleken is dat burgemeester en wethouders niet hebben voldaan aan de procedurevoorschriften van artikel 7.8d Wm.