ECLI:NL:RBOBR:2019:4832

Betreft Verlening wijzigingsvergunning Kampina
Datum uitspraak 19-08-2019
Rechtsprekende instantie  Rechtbank
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden intensieve veehouderij, varkenshouderij, endotoxinen, geur, geluid, stikstofdepositie, gezondheid, Natura 2000-gebieden, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), Oirschot
Bronnen vindplaats Zaaknummer SHE 18/1693

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • In een m.e.r.-beoordeling voor een nieuwe vergunning dient ingegaan te worden op de verspreiding van endotoxinen, de kenmerken van de plaats waar de activiteiten plaatsvinden en welke ontwikkelingen in de omgeving zich hebben voorgedaan sinds de bestaande vergunning;
  • Dat is ook zo, als sprake is van een afname van relevante emissies ten opzichte van de bestaande vergunning.

Casus

Op 30 mei 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot (het college) een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo verleend voor de wijziging van het aantal dieren en het stalsysteem (de activiteiten ‘milieu’ en ‘natuur’). Het aantal gespeende biggen vermindert ten opzichte van de revisievergunning van 2012 van 19.008 naar 15.168 en het aantal vleesvarkens neemt toe met 870. Er wordt een ander type (combi)luchtwassers toegepast dan eerder vergund. Op 8 december 2016 heeft het college besloten dat geen milieueffectrapport hoeft te worden gemaakt. Deze m.e.r.-beoordeling is gebaseerd op de veronderstelling dat alle relevante emissies van de inrichting afnemen ten opzichte van de vergunde situatie.
 
Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant heeft voor de vergunningverlening een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) afgegeven op grond van de Wet natuurbescherming. De wijziging leidt ten opzichte van de eerdere natuurvergunning van 19 december 2013 tot een toename van 0,04 mol N/ha/jr op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen. De vvgb is verleend op basis van de passende beoordeling in het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (het PAS). Gedeputeerde staten concluderen dat de aangevraagde activiteit niet leidt tot een verslechtering van habitattypen in de Natura 2000-gebieden Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen.
 
Appellanten stellen dat het PAS ten onrechte aan de vvgb ten grondslag ligt. Ook zijn zij het niet eens met de uitkomst van de m.e.r.-beoordeling van het college. Zij vinden dat ten onrechte een vergelijking is gemaakt met de vergunde situatie in 2012 omdat de stallen van de eerder verleende milieuvergunning nooit zijn opgericht. Verder voeren zij aan dat geen rekening is gehouden met de meest recente inzichten met betrekking tot de verminderde prestatie van de combiwasser in geur- en ammoniakreductie. Ook kan sprake zijn van risico’s voor de volksgezondheid als gevolg van de verspreiding van endotoxinen. De omgeving is aangewezen als urgentiegebied.
 
Overwegingen van de bestuursrechter
Onder verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, waarin is bepaald dat de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS niet voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn - oordeelt de rechtbank dat de vvgb niet in stand kan blijven nu deze op basis van het PAS is afgegeven.
 
De rechtbank constateert dat de wijziging van de Rgv niet is betrokken in de m.e.r.-beoordeling. Nu die wijziging heeft plaatsgevonden ná het m.e.r.-beoordelingsbesluit, had het college dit moeten betrekken in de vergunningverlening. De inrichting is gelegen in een urgentiegebied. De aanwijzing als urgentiegebied was bekend ten tijde van de vergunningverlening. Zelfs al zouden alle emissies afnemen, dan nog moet het college de plaats waar de activiteiten plaatsvinden onderzoeken. Het college heeft ten onrechte nagelaten te onderzoeken welke ontwikkelingen bij andere agrarische bedrijven in de directe omgeving hebben plaatsgevonden na 2012.
Uit de door het college geleverde aanvullingen blijkt dat met de nieuwe normen uit de Rgv in ieder geval ter plaatse van een woning de geurnormen worden overschreden.
In de aangevulde geluidberekeningen bij de vergunning is ten onrechte geen rekening gehouden met het stiltegebied Kampina. Ook betwijfelen eisers volgens de rechtbank terecht aan de juistheid van de geluidberekeningen, nu niet alle geluidbronnen in beeld zijn gebracht. De aanvullingen hebben geen betrekking op endotoxinen.
 
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de milieugevolgen van de inrichting voor wat betreft geurhinder, geluidhinder en de emissies van endotoxinen onvoldoende onderzocht en is onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld.
 
Uitspraak
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag om omgevingsvergunning.