ECLI:NL:RBOBR:2015:4498

Betreft Omgevingsvergunning TAG gemeente Son en Breugel
Datum uitspraak 24-07-2015
Rechtsprekende instantie  Rechtbank
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden afvalstoffen, afvalverwijdering, afvalverwerking, m.e.r.-beoordeling, drempelwaarde
Bronnen vindplaats Zaaknummer SHE 14/4637

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Ook handelingen die leiden tot nuttige toepassing van afvalstoffen vallen onder het begrip ‘verwijdering van afvalstoffen’ in de zin van de M.e.r.-richtlijn. 

Casus

Op 18 november 2014 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en in werking hebben van een inrichting en een omgevingsvergunning geweigerd voor zover het opslag van afvalstoffen hoger dan 20 meter boven maaiveld betreft. Binnen de inrichting worden onder andere:

  • een grondbank geëxploiteerd,
  • steenachtig bouw- en sloopafval en soortgelijk procesafval vervaardigd, op- en overgeslagen en bewerkt,
  • asbest op- en overgeslagen,
  • asbesthoudend puin gesorteerd en
  • grof- en fijnkorrelige minerale afvalstoffen, waaronder teerhoudend asfaltgranulaat (TAG), op- en overgeslagen en bewerkt.

De inrichting is sinds 2005 in werking. Voor de inrichting is eerder in 2007 een milieuvergunning verleend die daarna enkele keren is gewijzigd.

Vergunninghouder is van plan om binnen de inrichting een thermische reinigingsinstallatie voor TAG op te richten. Daartoe is in november 2014 een veranderingsvergunning aangevraagd en heeft de Commissie m.e.r. een voorlopig toetsingsadvies uitgebracht op 6 maart 2015.

Eisers hebben tegen het besluit vele beroepsgronden ingediend. Onder meer voeren zij aan dat een m.e.r.-beoordeling ontbreekt. Zij wijzen op de categorieën D18.1 tot en met D18.17 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. In categorie D18.1 is een drempelwaarde opgenomen van 50 ton per dag voor het verwijderen van afvalstoffen. Tevens wijzen zij op het arrest van het Europese Hof van Justitie van 23 november 2006 (ECLI:EU:C:732), waarin is geoordeeld dat het begrip afvalverwijdering in bijlage II van de M.e.r.-richtlijn ruim uitgelegd moet worden en dat nuttige toepassing ook onder het begrip afvalverwijdering moet worden gebracht.

Verweerder brengt daar tegenin dat bij de aanvraag voor een revisievergunning op 1 april 2015 een vormvrije m.e.r.-beoordeling is ingediend. Daarin wordt aangegeven dat de drempelwaarde van 50 ton per dag niet wordt overschreden, omdat niet alle handelingen met afvalstoffen onder het begrip ‘verwijderen‘ vallen. In de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd dat, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect, uitgesloten kan worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. 

Overwegingen van de bestuursrechter 
De Rechtbank overweegt dat de ABRvS in haar uitspraak van 5 maart 2014 heeft geoordeeld dat niet alle be- en verwerking van afvalstoffen, die het toen voorliggende plan mogelijk maakte, vallen onder het begrip ‘verwijdering van afvalstoffen’ in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer. In dat artikel van de Wm wordt weer verwezen naar bijlage I van Richtlijn 75/442 (hierna: de Kaderrichtlijn afvalstoffen).

In het door eisers genoemde arrest van het Europese Hof oordeelt het Hof dat het begrip verwijdering van afvalstoffen in de zin van de M.e.r.-richtlijn een autonoom begrip is dat uitgelegd moet worden vanuit het doel van die richtlijn. Het is dus niet hetzelfde als het begrip afvalverwijdering in de zin van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Het omvat alle handelingen die leiden tot het verwijderen van afvalstoffen in de strikte zin van het woord of die leiden tot de nuttige toepassing daarvan.

De Rechtbank volgt het arrest van het Hof en oordeelt dat een formele m.e.r.-beoordeling had moeten worden gemaakt. De uitspraak van de Afdeling maakt dat niet anders, omdat uit die uitspraak niet blijkt dat het arrest van het Hof betrokken had moeten worden.

In het besluit van 18 november 2014 is overigens zelfs geen vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen.

Uitspraak 
De Rechtbank verklaart het beroep over m.e.r. gegrond en draagt het college van gedeputeerde staten op om binnen zes maanden een nieuw besluit te nemen.