ECLI:NL:RBDHA:2021:12284

Betreft Omgevingsvergunning melkrundveehouderij Kaag en Braassem
Datum uitspraak 21-05-2021
Rechtsprekende instantie  Rechtbank
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden m.e.r.-beoordeling, actualiteit, omgevingsvergunning, rundveehouderij, Kaag en Braassem
Bronnen vindplaats ECLI:NL:RBDHA:2021:12284

Conclusies voor de mer praktijk

  • Van een eerdere m.e.r.-beoordeling kan gebruik worden gemaakt als deze nog voldoende actueel is.
  • Alleen het verloop van tijd maakt niet dat een m.e.r.-beoordeling inmiddels niet meer actueel is.
  • Als de m.e.r.-beoordeling gebaseerd is op een eerder initiatief, dan is vooral van belang of dat initiatief op wezenlijke onderdelen overeenkomt met de uiteindelijke aanvraag, waarbij zich verder geen ingrijpende ontwikkelingen in de directe omgeving van het plan of project hebben voorgedaan.

Casus

Op 14 november 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een melkrundveestal en sleufsilo’s, de uitbreiding van het aantal dieren en het vergroten van het bouwoppervlak. De bestaande melkrundveehouderij maakt uitbreiding mogelijk met 450 melkkoeien, 88 stuks vrouwelijk jongvee (jonger dan twee jaar) en 11 vleesstierkalveren (tot circa acht maanden).
Een aantal procedurestappen is van belang voor goed begrip van deze uitspraak:
Op 9 september 2014 heeft het college een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen. Daarin is geconcludeerd dat geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zodat het opstellen van een MER (milieueffectrapport) niet noodzakelijk is. Op 14 november 2017 heeft het college de vergunning verleend. Dit is het ‘bestreden besluit’.
De rechtbank heeft het beroep tegen deze omgevingsvergunning aangehouden tot na een uitspraak van de Afdeling uit 2020 op de beroepen tegen het bestemmingsplan ‘Buitengebied Oost’ dat met de omgevingsvergunning samenhangt.
Eisers voeren nu tegen de omgevingsvergunning aan dat het m.e.r.-beoordelingsbesluit van 9 september 2014 niet meer actueel was op 14 november 2017 en dat het de relevante milieueffecten onvoldoende beschrijft. Het college heeft volgens eiser onvoldoende onderzocht of een nieuwe beoordeling nodig is vanwege de ontwikkelingen in de directe omgeving van de inrichting, waaronder de geplande bouw van 35 nieuwe woningen op korte afstand, en de ontwikkelingen op het gebied van volksgezondheid.

Overwegingen van de bestuursrechter
Niet in geschil is dat sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, vanwege onderdeel D, categorie 14 van de Bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) en het aantal aangevraagde melkkoeien (450 stuks).
De rechtbank overweegt dat het niet ondenkbaar is dat plannen of omstandigheden (op onderdelen) wijzigen tijdens een langdurige procedure. Gelet hierop is vooral van belang of het m.e.r.-beoordelingsbesluit gebaseerd is op een initiatiefplan dat op wezenlijke onderdelen overeenkomt met de uiteindelijke aanvraag, waarbij zich verder geen ingrijpende ontwikkelingen in de directe omgeving van het project hebben voorgedaan. Het beoordelingsbesluit moet met andere woorden nog (voldoende) actueel zijn. In dit geval oordeelt de rechtbank dat het initiatiefplan, zoals vermeld in de aanmeldnotitie van 21 juli 2014 (die de basis voor de m.e.r.-beoordeling was), niet afwijkt van de aanvraag. Daarom zijn de aanmeldnotitie en het m.e.r.-beoordelingsbesluit niet verouderd.
De rechtbank overweegt hierover verder dat het m.e.r.-beoordelingsbesluit op het moment van verlenen van de omgevingsvergunning drie jaar oud was. Volgens vaste rechtspraak maakt enkel tijdsverloop niet dat een m.e.r.-beoordelingsbesluit niet langer actueel is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX2144, waar het beoordelingsbesluit vijf jaar oud was). 

Verweerder is bij zijn afweging om van dit m.e.r.-beoordelingsbesluit gebruik te maken, mede uitgegaan van de geplande nieuwbouw van 35 woningen (Biekeweide). Van deze voorgenomen ontwikkeling was bij de totstandkoming van het bestreden besluit al sprake. De geplande nieuwbouw is voornamelijk onderzocht in relatie tot het verplaatsen van een andere veehouderij, naar de in de buurt gelegen Kruislaan 20. Daarbij is relevant dat deze nieuwbouw op grotere afstand (ruim 100 meter) van het bedrijf van vergunningshoudster is gelegen dan een aantal bestaande woningen. Zowel uit de ruimtelijke onderbouwing als uit de toelichting van het bestemmingsplan ‘Biekeweide’ volgt dat verweerder de vergunde ontwikkeling en de geplande nieuwbouw bij de beoordeling heeft betrokken. Daarom oordeelt de rechtbank dat verweerder het m.e.r.-beoordelingsbesluit aan zijn besluitvorming ten grondslag kon leggen.

Uitspraak
Het beroep is ongegrond. De omgevingsvergunning blijft in stand.