ECLI:EU:C:2016:603
Betreft | Association France Nature |
---|---|
Datum uitspraak | 28-07-2016 |
Rechtsprekende instantie | Europese Hof van Justitie |
Proceduresoort | Prejudiciƫle beslissing |
Trefwoorden | SMB-richtlijn |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer C-379/15 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
-
Als het bevoegd gezag zowel verantwoordelijk is voor de vaststelling van een plan of programma als voor het milieuadvies daarover, moet gewaarborgd zijn dat de milieu-instantie administratief autonoom is zodat het milieuadvies onafhankelijk tot stand komt;
-
Als dat niet is gewaarborgd, moet dat plan of programma vernietigd worden en kunnen alleen onder de voorwaarden uit het arrest Terre Wallone de rechtsgevolgen van dat plan of programma tijdelijk in stand gelaten worden;
-
De nationale rechter is verplicht een prejudiciële beslissing te vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie of aan al die voorwaarden is voldaan, tenzij de toepassing ervan bij rechterlijke instanties in de lidstaten evident is.
Casus
Het geding ziet op een geschil tussen de vereniging Association France Nature tegen de Franse minister-president en de Franse minister van Natuurbescherming, Duurzame Ontwikkeling en Energie. Door de Franse rechtbank was het verzoek om nietigverklaring van de goedkeuring van een plan gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank constateerde namelijk dat het bevoegd gezag verantwoordelijk is voor zowel de goedkeuring van het plan als voor het geven van een milieuadvies daarover. Daarbij was niet gewaarborgd dat de milieu-instantie beschikt over een daadwerkelijke onafhankelijkheid. Dat is in strijd met de op grond van de Smb-richtlijn vereiste van administratieve autonomie.
Prejudiciële vraag
-
Mogen de planregels, die in strijd met de Smb-richtlijn tot stand zijn gekomen, door de nationale rechter alleen vanwege dwingende milieubelangen in stand worden gehouden?
-
Moet de nationale rechter altijd het Europese Hof een prejudiciële beslissing vragen voordat hij gebruikmaakt van deze buitengewone bevoegdheid?
Overwegingen van de Europese rechter
Ad 1.
Onder verwijzing naar zijn arrest van 20 oktober 2011, Seaport (NI) e.a. C-474/10 EU:C:2011:681, bevestigt het Hof dat een plan (deels) onrechtmatig is als niet gewaarborgd is dat de adviserende milieu-instantie functioneel onafhankelijk is van de instantie die tevens het plan vaststelt. Gewaarborgd moet zijn dat de milieu-instantie beschikt over daadwerkelijke autonomie. In dat arrest benadrukt het Hof dat de bepalingen van de Smb-richtlijn geen nut meer zouden hebben als er evenmin een ander onafhankelijk orgaan is dat het milieu-advies geeft.
Omdat een vernietiging met terugwerkende kracht plaatsvindt, zijn ook alle handelingen die op basis daarvan zijn vastgesteld onrechtmatig. Mogelijk kan dat ten koste gaan van de bescherming van het milieu. In het arrest van 28 februari 2012, Inter-Environnement Wallonie Terre Wallone (C-41/11) is bepaald dat alleen bij uitzondering de rechtsgevolgen van het deel van een plan of programma dat in strijd is met de Smb-richtlijn, in stand gelaten kunnen worden. Dat mag alleen onder de voorwaarden dat:
1. Het bestreden besluit een maatregel is waarmee het Unierecht naar behoren wordt uitgevoerd.
2. De nationale rechter onderzoekt of een bepaling van nationaal recht de negatieve gevolgen die uit de nietigverklaring van het bestreden besluit voortvloeien, niet al voorkomt.
3. De nietigverklaring van het bestreden besluit voor het milieu een nadeliger rechtsvacuüm tot gevolg heeft.
4.Een dergelijk nationaal besluit uitsluitend gehandhaafd wordt zolang dit absoluut noodzakelijk is om de maatregelen vast te stellen waarmee het gebrek verholpen kan worden.
Als aan alle voorwaarden uit arrest Terre Wallone is voldaan, beslist het Hof dat van de uitzonderlijke bevoegdheid kan worden gebruikgemaakt.
Ad 2.
Het is verplicht om het Hof om een prejudiciële beslissing te vragen als tegen de uitspraak van de rechterlijke instantie in de lidstaat geen hoger beroep meer mogelijk is en het geschil de uitleg van het Unierecht betreft. Van die verplichting kan de nationale rechter alleen afzien als de juiste uitleg van het Unierecht evident is en geen enkele twijfel kan bestaan over de toepassing van de voorwaarden uit het arrest Terre Wallone. De nationale rechter moet er dan van overtuigd zijn dat dit ook voor rechters in andere lidstaten even evident is.
Beslissing
Het Hof beantwoordt beide prejudiciële vragen bevestigend.